Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De Nieuwe Taalgids. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,65 MB)






Genre
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De Nieuwe Taalgids. Jaargang 19

(1925)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De

Vorige Volgende

Aanspeeekvormen in het midden van de negentiende eeuw.

Een aardige bijdrage tot de geschiedenis van de negentiendeeeuwse aanspreekvormen levert een brief van Jacob van Lennep aan J.A. Alberdingk Thijm, die Gerard Brom in de Bibliotheca Thymiana te Amsterdam aantrof en welwillend tot onze beschikking stelde. Wij laten de tekst onverkort volgen:

18 december 1862.

Waarde Vriend!

Ik weet wel, dat in u heeft, u zegt enz., u als een verkorting van Uw Ed. heet door te gaan, en zoo stelt Brill 't ook in zijn spraakleer voor; maar dat was vroeger Uwee ook, en dat Uwee werd in mijn jeugd als zeer bourgeois beschouwd: de meiden zeiden 't, en den eersten heer, dien ik het hoorde zeggen, was een oudoom mijner moeder, die dan ook - de oudoom namelijk - van hois en slois sprak. Dat questieuze u werd toen nog niet gebezigd en 't is stellig nog geen 40 jaar geleden, dat ik het, voor 't eerst, als remplaçant van uwee, hoorde gebruiken. Ik betuig u, nimmer in mijn familie tusschen ouders, grootouders, kinderen enz. anders dan je en jij te hebben vernomen, en met allen eerbied voor de Tante die ik nog bezit, geloof ik niet, ooit tegen ééne van haar u in den lsten en zeer zelden in den 3den of 4den nv. gebezigd te hebben.

Wel zeker zei ik en zoû ik nog, indien ik danste, tegen een juffrouw zeggen: ‘benje niet geëngageerd, juffrouw (of freule!) en wilje 't met mij 'reis wagen? Ofschoon ik wel geloof, dat jij beter partuur dan mij zult kunnen vinden, twijfel ik er aan of ik er een beter krijgen kan dan jou’. - En mijn oude vriendin Mw V. Burmania Rengers, zei toen zij nog een Freule van Asbeck was voor 42 jaren met haar lieven Frieschen tongval: ‘kom jou morgen ook mét naar Haarlem?’

Wilje hooger voorbeelden? Op 't Loo logeerende in 1850 en 52, waar men niet altijd dat je Majesteit herhaalde (Uw Majesteit zeit men alleen

[p. 124]

in officieele aanspraken) zei ik en ander nooit anders dan b.v. ‘Je hebt heel wat afgewandeld, Sire! je zult wel honger hebben’ - of tot de Koningin, aan. de whisttafel: ‘Ja Mevrouw, als je nog eens troef gespeeld hadt, zoû de partij gesauveerd zijn geweest.’ -

Mijn schoonzoon Hartsen jaagt mij altijd 't land op met u tegen mij te zeggen. Maar ... hij is dan ook een Mennist en die zijn van nature stijf en afgepast. - Wat Beets betreft, ofschoon zeker een Patriciër pur sang, is hij 1o van nature stijf, en 2o heeft hij 't vast op school zoo geleerd. De schoolmeesters volgen nu Brill, wat ik hun niet kwalijk kan nemen, en bederven onze taal even als de Zwitsersche bonnes het Fransch. Of denkt gij dat de Franschman ons ook niet uitlacht, als hij onze kinderen tegen Vader en Moeder vous hoort zeggen?

Ik wil met dat al toegeven, dat elke kaste, ik zoû haast zeggen elke familie haar eigenaardige uitdrukkingen heeft; in de eene spreekt men van appelmoes, in de andere van appelpens: in de eene van een potdoek, in de andere van een va(ag)doek: bij mijn. vaders familie noemde men een neusdoek, wat mijn moeder een omslagdoek, en een zakneusdoek, wat deze laatste een zakdoek heette. - Maar toch geeft gij mij toe, dat men overal in alle landen behoort te streven - en er ook overal behalve hier werkelijk naar streeft - om zóó te spreken als in de Hofkringen, en dan nog aldaar door de lieden van verfijnde beschaving, gesproken wordt, en waar - want hier komt het boven alles op aan - taal en uitspraak harmonieeren. - Ik heb geen plaats meer dan om u te zeggen dat ik ben

hoogachtend tt J.v.L.

 

Dat Van Lennep's getuigenis niet onvoorwaardelik aanvaard moet worden, blijkt uit de mededeling van Taco Roorda, zijn tijdgenoot (geb. 1801) en Fries van geboorte, die in 1858 konstateerde, dat ‘U zal’, ‘U heeft’ het gewone beleefde spreekgebruik was (Verhandeling over Schrijftaal en Spreektaal, blz. 189), al beschouwt hij gij als een aanwinst, omdat het tussen het gemeenzame jij en het beleefde U in het midden staat (blz. 190; vgl. 191).

Een andere tijdgenoot, Helvetius van den Berg, gebruikt in proza U, vooral in de dialoog: zie zijn Gesprek over De Nichten van 1841.