Van Hans Vervoort is onlangs bij Uitgeverij Brooklyn de bundel Kleine (en iets grotere) herinneringen aan deze en gene verschenen. Vervoort publiceerde tussen 2007 en 2010 de trilogie Het Bedrijf over zijn vijfentwintig jaren bij bladenuitgeverij… lees verder…
Bij De Bezige Bij is Oorlogsduif. Een familiekroniek van Onno Blom verschenen. Hierin vertelt Blom voor het eerst de verborgen geschiedenis die zijn familie verscheurde. Zijn grootvader, Jan Blom, zat tijdens de Tweede Wereldoorlog in het… lees verder…
‘Ons was het leven. Ons is nu de lach om het leven. Ons zal de lach zijn tot voor honderd jaar. Saluut, saluut!’ Dit schreef Tjalie Robinson in de inleiding op deel twee van zijn Piekerans van een straatslijper. Het is dan 1955, het jaar dat hij naar Nederland kwam. Het was zijn afscheidsgroet aan zijn mede-straatslijpers, zijn opdracht aan zijn ‘gekke vrienden’ die hem kostbaar waren: ‘Want hoe kon ik deze Piekerans ooit geschreven hebben als ik niet met jullie geleefd had?’ Hij noemde ze “bij naam”: Pih, Boengkie, Ollèh, Izak, Tjeeng, Osman. Twee saluuts voor Didi, voor Sjaantje en voor Djos. En Pak Djenggot, Oom Kotjok en Tante Saartje mochten niet vergeten worden: ‘Voor al die dwazen die leefden op een handvol rijst en een pikoel branie, die Uilenspiegels op het slappe koord tussen Oost en West.’
Tjalie Robinson, ook bekend onder zijn andere pseudoniem Vincent Mahieu, werd in 1911 in Nijmegen geboren als Jan Boon. Het was tijdens een Europees verlof van zijn vader. Drie maanden later ging het gezin Boon terug naar Indië, waar Robinson (naar de achternaam van zijn moeder) het grootste deel van zijn leven heeft doorgebracht. Indië was zijn land van herkomst. Hij overleed vijftig jaar geleden in Den Haag, op 22 april 1974. Ruim veertig jaar later pas maakte ik kennis met zijn werk, bij mijn onderzoek naar het herstel van de culturele betrekkingen tussen Nederland en Indonesië rond 1970 en de rol die Rob Nieuwenhuys daarbij speelde. Ik begreep bij dat voorwoord uit 1955 al meteen dat hier een uniek mens ‘sprak’. En wat volgde stelde niet teleur. In tegendeel.......