gepubliceerd op 24 augustus 2017
Dames in Data: Angèle Manteau – 1938

In mei 2018 herdenkt de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde dat 125 jaar geleden vrouwen werden toegelaten tot de Maatschappij. Al eerder waren er ereleden benoemd, zoals Geertruida Bosboom-Toussaint in 1870, maar in 1893 werden de eerste dertien talentvolle vrouwen ‘gewoon lid’. Om de paar weken kunt u op deze website een blog verwachten over memorabele momenten in de literaire vrouwengeschiedenis. Vijfentwintig talentvolle vrouwen met een belangwekkende inbreng in de letterkunde, taalkunde of geschiedenis krijgen zo een digitaal monument. Deze keer Kevin Absillis over Angèle Manteau:

Een kleurrijk fonds

1938: Angèle Manteau start haar uitgeverij

door Kevin Absillis

Angèle Georgette Ghislaine Manteau (1911-2008) groeide op in het provinciestadje Dinant als de dochter van een geslaagde Franse textielfabrikant en een Waalse herbergiersdochter. Eind jaren 1920 ging ze aan de Université Libre de Bruxelles scheikunde studeren. (In die tijd vertegenwoordigden vrouwen slechts circa tien procent van het totale aantal studenten.) Bij haar aankomst in Brussel kwam Angèle Manteau bij toeval in contact met het Nederlandse echtpaar Jan en Aty Greshoff, dat druk op zoek was naar een inwonend Franstalig meisje. Manteau trok bij het Nederlandse gezin in.

am024 klein

Bij de familie Greshoff zou Manteau snel Nederlands leren. Daarnaast raakte ze er vertrouwd met de Nederlandstalige literatuur, met de boeken maar ook met heel wat schrijvers. Greshoff onderhield immers persoonlijke contacten met vooraanstaande literatoren als Arthur van Schendel, Adriaan Roland Holst, Simon Vestdijk, Jacques Bloem, Hendrik Marsman, Eddy Du Perron en Menno Ter Braak. Bepalend voor haar carrière was Manteaus kennismaking met Greshoffs buurman Alexander Stols. Deze jonge Maastrichtse drukker-uitgever met een uitgesproken liefde voor fraai verzorgde boeken had zich in de jaren twintig in Brussel gevestigd, waar hij een internationale reputatie opbouwde als uitgever van onder meer Paul Valéry, Rainer Maria Rilke en Valéry Larbaud. Om in haar onderhoud te voorzien had Manteau sedert 1930 voor Stols secretaressewerk opgeknapt. Zo was ze door het boekenvak geboeid geraakt. Toen Stols begin jaren dertig in financiële moeilijkheden kwam en gedwongen werd om naar Maastricht terug te keren, stelde Angèle Manteau voor om zijn voorraden over te nemen en vanuit zijn kantoor op de Warmoesberg, zijn belangen in België te behartigen. De uitgever ging op haar aanbod in en Manteau zei haar studies vaarwel. Op 1 april 1932 ging de Algemeene Importboekhandel A. Manteau van start. De boekverkoopster was met haar éénentwintig lentes net oud genoeg om een girorekening te openen.

Ongebondenheid

Nauwelijks zes jaar later, in 1938, kon de jongedame haar zaak met een uitgeverijafdeling uitbreiden. Van dan af zou ze zich geleidelijk aan toeleggen op het uitgeven van Nederlandstalige literatuur. Dat uitgerekend een Franstalige zich ging inzetten voor de verspreiding van het Nederlandstalige boek, baarde wel enig opzien. Angèle Manteau won echter spoedig het vertrouwen van de auteurs en de boekhandelaars in Vlaanderen, niet in de laatste plaats omdat ze onberispelijk Nederlands sprak.

Als uitgeefster streefde Angèle Manteau in politieke en religieuze zaken ongebondenheid na. In tijden van maatschappelijke verzuiling was dat een opvallend moderne aanpak die aanvankelijk in een kleurrijk fonds resulteerde, waarin katholieke, Vlaamsgezinde en niet-confessionele auteurs een plaats konden krijgen. Een eerste bloeiperiode beleefde de firma Manteau tijdens de Tweede Wereldoorlog. Omdat Vlaamse uitgevers, in tegenstelling tot hun Nederlandse collega’s, door de Duitse bezetter betrekkelijk ongemoeid werden gelaten, konden ze optimaal profiteren van de grote leeshonger onder de bevolking. De jonge zaak van Manteau floreerde dankzij boekuitgaven in licentie van Gerard Walschap en Willem Elsschot. Met het geld dat ze verdiende, kon de uitgeefster tijdens de bezetting de eerste prozawerken brengen van Louis Paul Boon, Johan Daisne, Hubert Lampo en Piet van Aken.

Na de oorlog zouden onder meer ook Hugo Claus, Jos Vandeloo, Ward Ruyslinck en Pjeeroo Roobjee in het fonds van Manteau hun officiële debuut maken. Van gevestigde namen als August Vermeylen, Karel Van de Woestijne en Herman Teirlinck verzorgde Manteau de verzamelde werken. Daarnaast publiceerde ze enkele prominente buitenlandse auteurs zoals Curzio Malaparte, Françoise Sagan en Jean Cocteau. Zelf legde Angèle Manteau in latere interviews sterk de nadruk op het begrip ‘literaire kwaliteit’, maar dat mag ons niet blind maken voor het feit dat er in het fonds naast Bellettrie ook plaats was voor meer populaire vormen van lectuur alsook voor schoolboeken en wetteksten, die voor het financiële welzijn van het bedrijf vaak cruciaal waren.

Angèle en ik foto

Hoewel Manteau haar best deed om literaire en zakelijke belangen te verzoenen, werd de financiële toestand van haar bedrijf tegen het einde van de jaren vijftig precair. Uiteindelijk werd de noodlijdende firma in 1965 opgenomen in de Haagse uitgeversgroep Van Goor. Daarmee boette Angèle Manteau aan zelfstandigheid in. Even nog trachtte ze haar fonds een nieuw elan te bezorgen met Vijfde Meridiaan, een serie paperbacks waarvoor jonge auteurs met vernieuwend werk werden aangetrokken. De redactionele leiding voor de reeks werd toevertrouwd aan Julien Weverbergh, die werk zou selecteren van onder meer Walter Van den Broeck, Daniël Robberechts en de Nederlander Jeroen Brouwers. Laatstgenoemde was al sedert 1964 bij de firma Manteau in dienst als secretaris en redacteur.

Na enkele jaren raakte Angèle Manteau in conflict met de directie van Van Goor en in december 1970 verliet ze het bedrijf dat ze zelf had opgericht en meer dan dertig jaar had geleid. Ze ging aan de slag bij de in Amsterdam gevestigde uitgeverij Elsevier, waar ze onder anderen Godfried Bomans en de Duitse Nobelprijswinnaar Heinrich Böll zou uitgeven.

Angèle Manteau was tijdens haar lange carrière lang niet altijd onomstreden. Diverse auteurs hebben haar kilheid en onverschilligheid aangewreven. En niet de minst getalenteerden zouden haar bedrijf met de nodige ruzie verlaten – onder meer Louis Paul Boon en Hugo Claus. Daarnaast kreeg Angèle Manteau voor haar bijdrage aan de ontwikkeling van het boekenvak in Vlaanderen veel waardering. In 1986 werd ze lid van de orde van Oranje-Nassau en in hetzelfde jaar werd ze door de Belgische vorst in de adelstand verheven. Nog in 2003 kreeg ze de Gouden Penning van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten. Met Angèle Manteau stierf in 2008 een van de allerlaatste vertegenwoordigers van een generatie uitgevers die door hun eigenzinnige stijl en reputatie de Nederlandse literatuurgeschiedenis van de twintigste eeuw mee gekleurd hebben.

Verder lezen

Over Angèle Manteau verscheen in 1992 de door Greta Seghers geschreven biografie Het eigenzinnige leven van Angèle Manteau. Hierover was de uitgeefster zelf echter allerminst te spreken. De geschiedenis van de uitgeverij A. Manteau van 1932 tot 1970 is intussen uitvoerig bestudeerd. In dit verband zijn in de eerste plaats van belang Kwaliteit als credo (2005) van Ernst Bruinsma en Vechten tegen de bierkaai (2009) van Kevin Absillis.

Foto’s: collectie Letterenhuis en collectie Weverbergh.