Prof. dr. W.W. Mijnhardt is hoogleraar in de geschiedenis na de middeleeuwen, in het bijzonder die van de cultuur-, mentaliteits- en ideeëngeschiedenis. Hij is gepromoveerd op het proefschrift 'Tot heil van 't menschdom'. Culturele genootschappen in Nederland 1750-1815 (1988). Hij is gespecialiseerd in de cultuurgeschiedenis van 1650 tot 1850. De laatste jaren gaat zijn aandacht vooral uit naar de intellectuele geschiedenis van Verlichting en Romantiek, de wetenschapsgeschiedenis en de geschiedenis van de culturele en wetenschappelijke infrastructuur. Wijnand Mijnhardt is tevens voorzitter van de MdNL.
de columns van Wijnand Mijnhardt:
recente columns:
gepubliceerd op 29 november 2015
Lof der eruditie

Met termen als ICT en Big Data krijg je bij beleidsambtenaren in de sectoren onderwijs en wetenschap gemakkelijk de handen op elkaar. Digitalisering is immers de toekomst en wanneer scholen en universiteiten niet snel aanhaken, mist het vaderland onherroepelijk de boot. Om mooie onderwijsdoelen als creativiteit, zelfsturend en probleemoplossend vermogen en planmatig denken te bereiken zijn Big Data en ICT onvermijdelijk. Alle mogelijke informatie is online te vinden en het is dus zonde van de tijd leerlingen en studenten vol te pompen met nutteloze kennis.

In de wetenschap zijn er zelfs enthousiastelingen die een stapje verder gaan. In een misschien niet zo heel verre toekomst hoeven we niet eens meer de vragen te stellen waarop het internet een antwoord kan geven. Dan produceert een digitale machine waarin alle geleerdheid van eeuwen is opgetast zelfs de vragen waaraan nog nooit iemand gedacht heeft.

De grote hoeveelheid vrijelijk beschikbare data en digitaal doorzoekbare teksten maken het onderzoekers, groot en klein, op school en op de universiteit, mogelijk in korte tijd veel werk te verzetten en bovendien onvoorzienbare verbanden te leggen. Kortom, is het niet veel verstandiger de nadruk te leggen op ict-vaardigheden en media-redzaamheid? Is het verwerven van kennis niet afstompend en demotiverend? Ik denk het niet.

Wat in deze zienswijze namelijk ten enenmale ontbreekt, is de immense betekenis van klassieke kennis en eruditie om überhaupt in staat te zijn vragen te formuleren die de moeite van het oplossen waard zijn. In de geesteswetenschappen geldt dat a fortiori. Ook in de letteren en de geschiedenis rukken de ‘digital humanities’ op. Dat is terecht en het gaat veel te langzaam. In Nederland is bijvoorbeeld maar mondjesmaat geld beschikbaar om onze geestelijke erfenis ook in digitale vorm aan iedereen ter beschikking te stellen.

Echter, in de digitale wereld staat de klassieke belezenheid haast als vanzelf onder druk. Wanneer je in een database vol geleerdenbrieven nu snel kunt opzoeken hoeveel onderzoekers in de Zeventiende Eeuw begrippen als mathematisering gebruikten, wordt de onderzoeker al snel in de verleiding gebracht met de resultaten van dat onderzoek tevreden te zijn en de brieven zelf verder ongelezen te laten.

In het snel doornemen van grote aantallen tijdschriftartikelen met de zoekmachine schuilt hetzelfde gevaar. Alleen een langdurig contact met de bronnen zelf en met de verschillende interpretaties en hun vele contexten levert kennis en eruditie op. Ogenschijnlijk is die kennis overbodig maar zonder deze eruditie is er geen geschoolde intuïtie en zonder geschoolde intuïtie zijn er geen mooie vragen, geen grote sprongen voorwaarts, geen nieuwe verbanden en al helemaal geen indrukwekkende vergezichten mogelijk. Geschoolde intuïtie is in alle wetenschappen onontbeerlijk maar bij de geesteswetenschappen is erudiete belezenheid als grondslag ervan een absolute noodzaak. Het is de hoogste tijd het aloude Nederlands genootschap ter bevordering en verbreiding van nutteloze kennis, kortweg NGTBEVVNK, nieuw leven in te blazen.