Leonieke Vermeer (1975) is cultuurhistoricus. Ze is als universitair docent moderne geschiedenis verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2010 promoveerde ze op 'Geestelijke lenigheid. De relatie tussen literatuur en natuurwetenschap in het werk van Frederik van Eeden en Felix Ortt, 1880-1930' (Antwerpen 2011). Haar recente onderzoek en publicaties zijn gericht op de beleving van het lichaam, ziekte en gezondheid in negentiende-eeuwse egodocumenten. Leonieke Vermeer zit in de redactie van het peer-reviewed tijdschrift 'De Negentiende Eeuw'. Ook schrijft ze als correspondent blogs voor Historici.nl (KNHG/Huygens ING).
recente columns:
gepubliceerd op 14 april 2016
Lief dagboek. Openhartigheid en zelfcensuur in dagboeken

‘Lief dagboek’. Het klassieke begin van het dagboek als intieme vriend(in) waaraan de diepste gevoelens en geheimen worden toevertrouwd. Het dagboek dat goed opgeborgen wordt, weggestopt voor ongewenste lezers, voor de zekerheid met een slotje erop. Klopt dit archetypische beeld van het (meisjes)dagboek?

Het beeld klopt in zoverre dat het kennelijk het eerste is waar mensen aan denken bij een dagboek. Het bekendste voorbeeld is ongetwijfeld het dagboek van Anne Frank. Op haar dertiende verjaardag kreeg ze het dagboek met een slotje erop waarin ze nog dezelfde dag begon met schrijven: ‘Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn.’ Een paar maanden later vond ze, door het lezen van Cissy van Marxveldts Joop ter Heul, de vorm waarin ze brieven aan een imaginaire club van vriendinnen ging richten, het meest aan ‘Lieve Kitty’.

Dit beeld van het ‘ideale’ dagboek wordt nog versterkt door een nieuw televisieprogramma getiteld ‘Lief dagboek’ (RTL 5), een format dat al eerder een groot succes was in Amerika onder de titel ‘Mortified Nation’ . Het idee is dat volwassenen passages – liefst de gênante en hilarische stukjes – uit jeugddagboeken voordragen voor een publiek. Dit wordt afgewisseld met beelden van de dagboekschrijver thuis op de bank met de familie die reageert op het geschrevene. Als het dagboek publiek vermaak is, kun je je afvragen in hoeverre het eigenlijk wel zo privé en persoonlijk is. Ook het dagboek van Anne Frank roept deze vraag op. In 1944 besloot ze om haar oorspronkelijke dagboekaantekeningen en brieven te herschrijven met het oog op latere publicatie. Een ander beroemd voorbeeld is het dagboek van Frederik van Eeden dat hij liet lezen aan de vrouwen in zijn leven. Ook noemt hij verschillende keren in zijn dagboek het plan om zijn aantekeningen later te publiceren.

Het openhartige ‘journal intime’, het dagboek als uitlaatklep van emoties en middel tot zelfkennis, dateert uit de late achttiende eeuw. Met name deze dagboeken gebruik ik in mijn onderzoek naar de negentiende-eeuwse beleving van het lichaam, ziekte en sterven. Toch is de meerderheid van de dagboeken in de negentiende eeuw weinig intiem en introspectief, maar eerder feitelijk en onpersoonlijk. Dagboeken met slotjes komen voor het eerst eind negentiende eeuw op de markt, maar zijn verreweg in de minderheid als we het corpus van overgeleverde dagboeken overzien. Veel dagboeken bevatten wel andere vormen van ‘slotjes’: symbolen, geheimschrift, doorgestreepte passages, uitgescheurde bladzijden en begeleidende notities (‘geheim’). Hiermee tonen deze dagboeken een interessante dubbelzinnigheid; ze willen tegelijkertijd onthullen en verhullen.

Het is vaak ingewikkeld om deze vormen van (zelf)censuur te duiden, maar één ding staat vast: ze veronderstellen een (mogelijke) lezer die het tegelijkertijd lastig wordt gemaakt. Voor de historicus zijn dergelijke verhullende strategieën interessant, omdat ze ons iets kunnen vertellen over de geldende normen en beperkingen rond het lichaam, intimiteit en seksualiteit. De tobbende adolescent Alexander van Goltstein noteerde sterretjes in zijn dagboek (1801-1808) om masturbatie aan te duiden. Het toont de preoccupatie van zijn tijd met ‘zelfbevlekking’ en al het slechte, zowel op lichamelijk als maatschappelijk vlak, dat daarmee verbonden werd geacht; van ruggenmergtering en een vroegtijdige dood tot zedenbederf en verzwakking van de jeugd.

De collectie van het in 2009 opgerichte Nederlands Dagboekarchief, gehuisvest in het Meertens Instituut, bevat een aantal dagboeken met verhullende strategieën: een dichtgenaaid dagboek, een dagboek in spiegelschrift en een dagboek met een begeleidend briefje waarop staat ‘ongelezen verbranden’. Cultuurhistoricus Peter Gay omschreef het treffend: ‘Many diaries, to be sure, are eloquent only in what they omit.’ Weglatingen in dagboeken zijn niet zozeer stiltes, maar deel van het verhaal dat verklaard moet worden.